Josias Langemann (Macrander) werd geboren rond 1590 te Korbach in de regio Waldeck en was de oudste zoon van Arnold Langemann (Macrander) en Margaretha Nicolai (de lievelingszus van Philipp Nicolai). Hij had nog 2 broers en 2 zussen.

Op 19 augustus 1615 werd hij Magister
(academische leermeester) en was van 1616 tot 1622 een Praeceptor Classicus (leraar klassieke talen) aan het Pädagogium in Gießen. Dit gymnasium was de voorloper van de latere universiteit van Gießen. Daarnaast was Magister Josias Langemann een Hofmeister (privéleraar) van de adelijke familie Schlitz genannt Görtz in Gießen. In 1622 werd Josias rector van een school in Wetzlar.
.
.
F23-B97
August.
Summa Christianae religionis est imitari eum quem colis.
Mori,
Ceremoniis & phrasibus distant & cerebrosis sensibus;
Vitae autem dissolutione & cordis pravitate conve-
niunt omnes sectae.

Humaniss(imo) & Doctiss(imo) .?.
Alberto FFifferlingk, amico
suo singulari, .?. adscripsit
5. Martii Ao 622
M. Josias Macrander pr.cl.
August,
Het belangrijkste ding over het christelijk geloof is het volgen van degene die je hoog acht.
Dood.
Door hun ceremonies en bewoordingen en door hun krankzinnige opvattingen verschillen ze van elkaar,
maar door de beëindiging van het leven en de slechtheid van het karakter zijn alle religies hetzelfde.

Voor de heel menselijke en zeer geleerde
Albert Pfifferling, zijn speciale vriend.?.
opgetekend 5 maart, anno 1622
Magister Josias Macrander praeceptor classicus
Het genootschap had een sterk protestantse inslag. De paus werd aangevallen en het bijbellezen was als voorwaarde voor de toegang tot het genootschap gesteld. In de zeventiende eeuw werd de beweging gezien als een bedreiging voor de gevestigde orde. Geprobeerd werd leden te  ontmaskeren en te vervolgen. Zo werd ook Josias Macrander slachtoffer van "ein sogennannter Inquisitionsprozeß in Gießen anno 1623", een zogenaamd inquisitieproces in Gießen.

In opdracht van landgraaf Ludwig V von Hessen-Darmstadt (*1577-
1626) werd een onderzoeksraad ingesteld, met als aanklacht ketterij. De commissie begon haar werkzaamheden op 27 februari 1623. Het proces richtte zich onder anderen op de heren academici Philipp Heinrich Homagius (die Josias ‘zijn goede vriend’ noemde), Dr. med. Heinrich Nollius, Dr. Samuel Stephani en Jurist Professor Dr. Heinrich Nebelkrä.

Naast de omgang met dit gezelschap gold
voor Josias Macrander als verzwarende omstandigheid zijn omgang met de lutherse gravin Elisabeth van Nassau-Dillenburg-Siegen, echtgenote van graaf Christian van Waldeck-Wildungen en achternicht van prins Willem van Oranje-Nassau.

Josias Macrander was tweemaal op slot Waldeck en heeft de gravin daar onderwezen in destijds aktuele religieuze vraagstukken. Vanuit Gießen had hij de onderwijzingen schriftelijk voortgezet. Er was sprake van e
en hechte briefwisseling met de protestantse gravin en Josias oefende een grote invloed op haar uit. Bij deze brieven zaten ook liederen. Het eindoordeel van de onderzoeksraad in het proces volgde enkele maanden later. Josias moest van de raad zijn omgang met de gravin opgeven. Josias riep daarop: "man habe doch keine spanische Inquisition!" (dit is de Spaanse Inquisitie toch niet!). De vrijlating van Josias werd gelast. Hij had de eis, om in de toekomst geen (religieus) onderwijzende activiteiten meer te ontplooien en alle aanvallen (op de Roomskatholieke kerk) te beëindigen, zonder wederspraak aangenomen en op 12 juli 1623 ondertekend.

In de publicatie
"Mitteilungen des Oberhessischen Geschichtsvereins" wordt gesteld dat het eigenlijk alleen Josias Macrander was die gestraft is. Door zich zonder tegenspraak te voegen wekt het de indruk dat hij zich op een of andere manier gezekerd voelde, mogelijk door (invloedrijke) vrienden uit de vrije rijksstad Wetzlar. Van een inquisitieproces in de ware zin van het woord kan eigenlijk niet worden gesproken, daarvoor was het een storm in een glas water.

In 1625 ging Josias vanuit Wetzlar naar Jena om tot Diaken (lid van de kerkenraad) te worden gewijd. Onderweg werd Josias ziek en stief op 28 november 1625 tijdens zijn verblijf in Jena op 35 jarige leeftijd.
Hierboven een stuk perkament afkomstig uit het studenten- en familiestamboek van Theoloog Albert Pfifferling uit Jossa (†1624) met de titel "Hortulus Amicorum Alberti Pfifferlingi Jossensis Hassi". Daarop vermeld de volgende Latijnse tekst:
* Bron: 'Mitteilungen des Oberhessischen Geschichtsvereins' (Doppelband 49/50, 1965)+ 'Die Rosenkreuzer - Zur Geschichte einer Reformation'  (1928) door
  Will-erich Peuckert + 'Korbach die Geschichte einer deutschen Stadt" (1988) door Wolfgang Medding + Wikipedia.
Josias trouwde een zekere Anna Elisabeth waarbij hij 1 zoon (advocaat/notaris/econoom Georg Martin Friedrich Macrander *1620) en 2 dochters (N.N. *1622 en Mägdlein *1624) kreeg.

Uit diverse documenten en publicaties (*) blijkt dat Josias zeer waarschijnlijk lid was van de Orde van de Rozenkruisers, een
17e eeuws filosofisch, geheim genootschap. Het genootschap, vernoemd naar oprichter Christian Rosenkreutz (*1378-1484), zou in het bezit zijn van een enorme schat aan geheime kennis. De leer (of theologie) is gebaseerd op esoterische waarheden van het oude verleden, verborgen voor de gemiddelde mens en slechts voor ingewijden toegankelijk, die inzicht verschaft in de natuur, het fysieke universum en de geestelijke wereld.
De tempel van het Rozen Kruis", Teophilus Schweighardt, Speculum sophicum Rhodostauroticum, 1618